Jaar van uitgave: 2006 | 1e druk |auteur: Wout Verwoerd

     

    Burgeroorlog in Algerije

    Algerije was sinds de zwaar bevochten onafhankelijkheid in 1962 een eenpartijstaat bestuurd door het Nationaal Bevrijdingsfront (FLN). Deze Arabische nationalistische en socialistische partij werd in belangrijke mate door het leger gedomineerd. Dit was zeker het geval nadat in 1965 legerchef Houari Boumedienne door middel van een staatsgreep de macht had overgenomen. Dankzij de olie-inkomsten (de olie-industrie was genationaliseerd) kon hij een sterke gecentraliseerde socialistische staat opbouwen, die nauwe banden onderhield met de Sovjet-Unie en radicale Derdewereldlanden. Algerije liep in de jaren zestig en zeventig voorop in de strijd voor de emancipatie van de Derde Wereld. Het verleende steun aan allerlei bevrijdingsbewegingen in Afrika en Azië. Het vond daarbij dikwijls de VS en zijn bondgenoten (zoals het buurland Marokko) tegenover zich.
    Na de dood van president Boumedienne in 1979 kreeg zijn opvolger generaal Chadli Benjedid echter te maken met economische teruggang en toenemende onvrede met de rigide partijdictatuur. Algerije ging over tot economische en daarna ook politieke liberalisering. Terwijl aan het eind van de Koude Oorlog de Sovjet-Unie als grote steunpilaar wegviel, zag Chadli de noodzaak van toenadering tot het Westen. In 1989 maakte een nieuwe grondwet een eind aan het machtsmonopolie van het FLN. Bij gemeenteraadsverkiezingen in 1990 behaalde de islamitische oppositie, die zich verenigd had in het Islamitische Heilsfront (FIS), een klinkende overwinning. Toen deze islamitische partij ook de parlementsverkiezingen begin 1992 dreigde te winnen en de macht zou kunnen overnemen, greep de machtige legertop in.

    Op 11 januari 1992 zetten de generaals president Chadli af, annuleerden de verkiezingen en kondigden de staat van beleg af. De legertop schoof een veteraan uit de bevrijdingsoorlog tegen de Fransen als president naar voren. Mohammed Boudiaf werd echter al spoedig vermoord, naar verluid omdat hij corruptie en machtsmisbruik in hoge legerkringen wilde aanpakken.
    Het inmiddels verboden FIS had ondertussen de wapens opgenomen en was een buitengewoon bloedige campagne tegen het militaire bewind begonnen. De burgeroorlog zou tot eind jaren negentig duren en een zware tol aan mensenlevens eisen, vooral onder de geterroriseerde burgerbevolking. Een vooraanstaande oudgediende van het FLN, Boumedienne's minister van Buitenlandse Zaken Abdelaziz Bouteflika probeerde eind jaren negentig als nieuwe president van Algerije tot een nationale verzoening te komen. Hij slaagde er in tot afspraken te komen met gematigde elementen van het FIS en zodoende een heel voorzichtig herstel van de democratie te realiseren. Radicale afsplitsingen van het FIS, zoals de GIA (de Gewapende Islamitische Groep) zetten de gewelddadige campagne tegen de regering echter voort. Belangrijk was dat Bouteflika bij zijn pogingen rust en stabiliteit te herstellen kon rekenen op de steun van de VS en Frankrijk.
    In de buurlanden Marokko en Tunesië werden de ontwikkelingen in Algerije met grote bezorgdheid gevolgd. In Tunesië had de opvolger van de vader des vaderlands Habib Bourguiba, de generaal Zine al Abidine Ben Ali een ware politiestaat gevestigd om de opkomst van islamitisch fundamentalisme te voorkomen. In de zomer van 1999 overleed de autoritaire koning Hassan van Marokko. Zijn zoon en opvolger Mohammed VI liet politieke gevangenen vrij, voerde democratische hervormingen door, maar bleef de islamitische oppositie goed in de gaten houden.