Jaar van uitgave: 2006 | 1e druk |auteur: Wout Verwoerd

     

    Soedan

    Op het grensvlak van het Arabisch-islamitische Noord-Afrika en ‘zwart’-Afrika speelden zich tal van conflicten af. In de kunstmatig gevormde en dikwijls straatarme staten in dit gebied stonden de verschillende bevolkingsgroepen tegenover elkaar in een bittere strijd om de macht en de schaarse grondstoffen. De regio, de Sahel, werd bovendien getroffen door droogte, hongersnood en woestijnvorming.
    De meest langdurige en gruwelijke burgeroorlog woedde in Soedan, de qua oppervlakte grootste staat van Afrika. De Arabisch islamitische regering in Khartoem had eigenlijk al sinds de onafhankelijkheid (1956) te kampen met verzet in het overwegend christelijke en animistische zuiden. Zuid-Soedan (een gebied rijk aan grondstoffen) voelde zich achtergesteld en eiste afscheiding of op zijn minst autonomie. De zuidelijke opstandelingen kregen daarbij vaak steun uit de Afrikaanse buurlanden. In de jaren zeventig werd een hardnekkige guerillaoorlog gevoerd door de Anya Nyabeweging (de ‘Giftige Slang’).
    De regering in het noorden had daarnaast voortdurend te kampen met sociale onrust en rivaliteit tussen de voornaamste politieke partijen, die hun wortels hadden in verschillende islamitische groeperingen. Diverse malen greep het leger door middel van staatsingrepen in. Bij de laatste staatsgreep in 1989 door generaal Omar Hassan al Bashir kwam de feitelijke macht in handen van het Nationaal Islamitisch Front (NIF) van Hassan al Turabi. Deze wilde Soedan omvormen tot een strikte islamitische staat. De invoering van de sharia (islamitische wet) in het hele land had inmiddels in het zuiden het verzet weer hevig doen oplaaien. Daar kwam bij dat in het zuiden begonnen werd met de exploitatie van de olievoorraden. Het Soedanese Volksbevrijdingsleger (Sudanese Peoples Liberation Army, SPLA) van John Garang veroverde grote delen van Zuid-Soedan.
    Omdat het bewind in Khartoem zich inmiddels door haar radicale opstelling ook de woede op de hals had gehaald van de VS en een aantal buurlanden, gaven deze steun aan het SPLA. De VS beschuldigde de regering van Soedan ervan steun te verlenen aan het internationaal terrorisme. Zo bood zij onder andere onderdak aan fundamentalistische groepen die aanslagen in het buitenland pleegden. Omdat de hand van Khartoem vermoed werd achter een mislukte aanslag op de Egyptische president Mubarak in Addis Abeba, werden VN-sancties tegen Soedan afgekondigd. Soedan raakte steeds meer geïsoleerd.
    Met harde hand poogde het militaire bewind zich te handhaven. De langdurige en uitzichtloze burgeroorlog in het zuiden zorgde tezamen met hongersnoden en armoede tot zeer hoge aantallen slachtoffers. Internationale hulpverlening in Zuid Soedan verliep uiterst moeizaam. In de zomer van 2000 probeerde president Bashir uit het isolement te komen onder andere door zijn ‘ideoloog’ Turabi te laten vallen. Zeker na de aanslagen van 11 september 2001 vreesde hij Amerikaanse acties en werkte hij zoveel mogelijk mee in de strijd tegen het terrorisme.
    In 2005 werd een vredesovereenkomst tussen de regering en zuidelijke rebellen bereikt. Het zuiden kreeg autonomie en er zou een referendum komen over onafhankelijkheid. SPLA-leider John Garang werd vice-president, maar hij kwam eind juli 2005 bij een vliegtuigongeluk om het leven. Ondanks conflicten over oliegebieden in het zuiden, bleef het wankele akkoord tussen noord en zuid in stand. 

    Maar toen barstte de strijd los in de westelijke provincie Darfur waar Arabische nomadenmilities, de Janjaweed, de zwarte moslimbevolking verdreven. Het ging om schaarse landbouwgronden, maar ook om afscheidingsbewegingen (zoals de JEM) die zich los wilden maken van Khartoem. De strijd in Darfur ging met etnische zuiveringen gepaard en leidde tot conflcten met het buurland Tsjaad, dat de rebellen steunde. Soedan werd onder zware internationale druk gezet een eind te maken aan het geweld en troepen van de Afrikaanse Unie en de VN toe te laten.